Isabel Sheridan sprak met componist, gitarist en bandleider Corrie van Binsbergen en met Florian Slangen, regieassistent, zanger, speler en Silbersee-veteraan, over Requiem voor de Onwerkelijkheid. Corrie staat bekend om haar veelzijdige, genre-overstijgende werk en haar samenwerkingen met schrijvers en dichters, waaronder Toon Tellegen, die speciaal voor deze voorstelling een nieuwe tekst schreef. Florian is een vertrouwd gezicht bij Silbersee en vertelt over de unieke manier van werken binnen het gezelschap. Samen spreken ze over de thematiek, de muzikale en theatrale keuzes en de manier waarop dit requiem troost, speelsheid en verbeelding samenbrengt.
Hoe is dit project begonnen?
Corrie: In 2010 werkte ik met Josse De Pauw aan de opera Over de Bergen. Romain was bij de première, was onder de indruk en liet me weten dat hij graag eens met mij wilde samenwerken. Pas nu, vijftien jaar later, kwam er eindelijk een moment waarop onze agenda’s samenvielen. Toon Tellegen schreef speciaal voor deze productie een nieuwe tekst. Hij wilde een requiem componeren, opgebouwd uit veertien delen, net als bij Mozart. De tekst is typisch Toon: soms abstract, soms speels, en voelt – zoals Romain het treffend verwoordt – als "een koortsdroom in veertien staties, waarin de ik-figuur ergens heen wordt geleid." Toen ik het voor het eerst las, wist ik meteen: dit is prachtig, dit is compleet.
Corrie, jij hebt samengewerkt met schrijvers als Remco Campert en Manon Uphoff, maar vooral met Toon Tellegen. Wat maakt die samenwerking zo bijzonder?
Corrie: Toons teksten lijken eenvoudig, maar er zitten altijd meerdere lagen onder die niet expliciet uitgesproken worden. Ze zijn nooit larmoyant of sentimenteel. Dat subtiele, gelaagde karakter spreekt me enorm aan. In mijn composities kan ik daar een extra laag aan toevoegen, waardoor nieuwe perspectieven ontstaan. Zijn teksten voelen voor mij als cadeaus—ik mag ermee aan de slag en het stroomt altijd. Het is heel bijzonder om zo iemand tegen te komen die je zo inspireert. Toon zelf zegt vaak: Ik weet niet wat het is met jouw muziek, maar het klopt altijd. Dat is natuurlijk een prachtig compliment, en voor mij werkt het net zo. Onze samenwerking voelt vanzelfsprekend.
En Florian, was jij al bekend met het werk van Tellegen voor je aan dit stuk begon?
Florian: Ja, ik ben een groot bewonderaar van zijn werk. Toen ik hoorde dat Romain iets met Toon ging doen, hoopte ik erbij betrokken te worden. Ik herkende meteen de speelsheid in de tekst, die nooit zwaar is en vaak een fabelachtige kwaliteit heeft. Toen we door de muziek gingen, merkte ik dat het perfect samenkwam. Wat ik mooi vind, is dat de muziek de tekst soms tegenspreekt of beantwoordt, waardoor er een dialoog ontstaat. Het gaat niet alleen om het verhaal, maar ook om de muziek en onze lichamen. Toen Hans [red: Croiset] begon te spreken, voelde het meteen alsof de rol hem op het lijf geschreven was, alsof hij het zíjn verhaal was. Dat maakt het extra bijzonder, vooral omdat hij eigenlijk gestopt was, maar hij dit zo graag wilde doen.
Even naar die muziek. Corrie, Hoe begin je aan zo’n muzikaal scenario?
Corrie: Voor mij is de tekst altijd leidend; van daaruit schrijf ik een muzikaal scenario als een ‘film voor de oren’. Dat proces is in eerste instantie heel intuïtief. Zo denk ik: "daar moet een minimal-achtig tutti-stuk komen, hier alleen gitaar.” Toon gaf alle veertien delen een Latijnse subtitel mee, wat voor mij een prachtig handvat was om Latijnse teksten te gebruiken. Het was bijzonder inspirerend om – voor het eerst – voor koor te schrijven. Soms gebruik ik letterlijke tekst uit de mis, soms slechts een enkele zin. Je zou Libera me het leidmotief kunnen noemen. Het gaat over jezelf bevrijden, over loslaten. Dat thema keert in verschillende gedaanten terug, zowel in de tekst als in de muziek. De muziek is soms hemels, soms hels – mysterieus, statig, vervreemdend – mede dankzij de klankenrijkdom van de geprepareerde vleugel van Albert van Veenendaal.
Florian: Wat ik mooi vind, is dat de tekst van Toon zo werkt dat je soms meteen weet: hier moet iets gebeuren, hier moet je invallen. Soms gaat dat niet alleen om de betekenis van de tekst, maar ook om de melodie van de woorden, de klanken, het ritme. Dat maakt het voor mij écht muziektheater.
Florian, jij hebt aan veel Silbersee-producties meegewerkt. Wat maakt Requiem voor de Onwerkelijkheid typisch Silbersee?
Florian: Silbersee werkt op een manier die ik heel bijzonder vind. Ik kom zelf uit een andere wereld—de theater- en kleinkunstwereld—en sta hier naast mensen die hardcore klassieke muziek zingen. Dat contrast is superleuk. Wat Silbersee typeert, is dat rollen niet strak afgebakend zijn. Iedereen doet alles; de muzikanten bewegen, de zangers voeren percussie uit en de dansers zingen. Er is een gelijkwaardigheid in hoe we het verhaal vertellen, en dat voelt als een belangrijk deel van Silbersee’s identiteit. Er is een gelijkwaardigheid in hoe we het verhaal vertellen, en dat voelt als een belangrijk deel van Silbersee’s identiteit. Tegelijkertijd krijgt iedereen ook momenten om echt te schitteren. Romain durft daarbij non-conformistisch te zijn. Hij schuwt het niet om een gelaagde, soms vreemde wereld te bouwen, met spannende, onverwachte keuzes in zowel spel als muziek..
Wat hoop je dat het publiek meeneemt uit de voorstelling? Is er een specifiek gevoel of idee dat je wilt achterlaten na afloop?
Corrie: Ik hoop dat het iets van zachtheid en troost kan bieden. We leven in een vreemde, onrustige wereld, er gebeurt zoveel tegelijk… En wat kunnen we dan anders doen dan iets moois maken?
Florian: Misschien dat mensen na afloop, met een biertje erbij, in gesprek gaan met hun ouders, broers of zussen over afscheid. Hoe doen wij dat eigenlijk? Hoe was dat voor jou? Kunst kan troost bieden, en ik hoop dat het publiek zich even onderdompelt in onze wereld—die van Toon, van de muziek. Dit stuk gaat vaak over de dood als een goede vriend. Hoe verhoud je je daartoe? Dat is een vraag die hopelijk blijft resoneren.
Tekst: Isabel Sheridan