Een gesprek met artistiek directeur Romain Bischoff over Silbersees ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen en de totstandkoming van het Manifest.

Silbersee is ooit begonnen als VocaalLab, de club van de moeilijke noten die niemand anders kon zingen. Vanwaar die obsessie voor duurzaamheid?
Dat heeft te maken met mijn persoonlijke verhaal. Ik heb de ontwikkelingen van de voorbije vijftig jaar van dichtbij meegemaakt. De boerderij waar ik opgroeide, was nog steeds een “Van Goghiaans” gebeuren. De natuur kon er haar gang gaan. Je kon met een zeis hooguit twee keer per jaar het gras maaien voor hooi, en onkruid werd met de hand gewied, in de hoop dat het niet terug zou komen. 

Maar toen ik een jaar of tien, elf was, gebeurde het mirakel van de vernieuwing. Mijn vader was als voorzitter van de lokale boerenbond al snel van alles op de hoogte. Er kwam kunstmest en middelen tegen onkruid. De tractor deed zijn intrede, al snel gevolgd door meer machines. Plotseling kon je vier keer per jaar maaien, en dat aantal is in de loop der jaren nog toegenomen. Ik snap het natuurlijk wel, er waren steeds meer mensen die gevoed moesten worden. Maar dat geïntensiveerde uitputten van de aarde heeft een prijs. We kunnen de aarde niet ongestraft naar onze hand blijven zetten. We roven haar stelselmatig leeg.

Wij zijn te gast op aarde en moeten ons ook zo tot haar en tot elkaar verhouden. Als je ergens op bezoek bent – want zo zie ik het, het is niet meer en niet minder – laat je die plek ook netjes achter voor de volgende gasten, de kinderen van nu dus.

De stap van de boerderij naar hedendaagse opera is groot; hoe vertaalt zich je achtergrond in je werk?
Ik heb me ontworsteld aan de boerderij. Ik bleek talent te hebben voor muziek, daar kon ik mijn hart in kwijt, met name in de hedendaagse muziek. Maar ik merkte ook dat die moeilijke noten, heel ver weg kunnen staan van de dagelijkse werkelijkheid. Ik hou er niet van wanneer kunst te abstract wordt, alleen maar toegankelijk voor de connaisseurs. Ik word in die zin steeds meer teruggetrokken naar mijn oorsprong, naar de eenvoud en de harmonie van het land, de fanfare waarin ik speelde, het dorpskoor waarin ik zong. En vooral de natuur. 

Er is vast iets hogers dat we nooit gaan snappen, maar nu we hier eenmaal op aarde zijn, is het van belang dat we ons als gasten gedragen. We hebben elkaar nodig, zowel de kinderen als de tachtigplussers. Samenzingen en theater maken is vast niet de enige weg om de wereld duurzaam te houden, maar ik ben ervan overtuigd dat een organisatie als Silbersee van betekenis kan zijn.

Leidt dat accent op duurzaamheid niet af van de artistieke doelstellingen? Gaat Silbersee een ander karakter krijgen?
De artistieke kleur van ons werk zou de komende jaren zomaar kunnen veranderen, daar ben ik niet bang voor. Misschien groeien we uit tot een club waar het activisme sterker op de voorgrond treedt, een club die meer bekend staat door zijn natuur-inclusieve houding. Ik weet niet hoe het zich gaat ontwikkelen. Ik wil het organisch laten groeien, als een boom. We zijn nu nog maar met de wortels bezig. Ik heb geen idee waarmee de makers in het Waterwende-atelier straks mee gaan aankomen. Ik reken op hun verbeeldingskracht en op radicale koerswijzigingen. Vanaf nu zal duurzaamheid resoneren in alles wat we doen. 

Heeft de pandemie nog een invloed gehad op jullie proces?
We waren hier ook vóór de pandemie al heel erg mee bezig, bijvoorbeeld in onze triologie van ‘oer-opera’s’, maar het is door corona wel in een stroomversnelling gekomen. Corona was een mokerslag die ons allen met stomheid heeft geslagen. Voor mij en voor het Silbersee-team brak een tijd van reflectie aan. Dat leidde uiteindelijk tot de radicale stappen die in het Manifest opgetekend staan.

Corona zal sowieso gevolgen hebben voor de sector op de langere termijn. Ik voorzie dat uiteindelijk iedereen met die klimaatpositieve instelling aan de slag zal gaan. Onze partners voor de komende jaren omarmen onze ambities. Samen met Stella, onze Manager Duurzaamheid, probeer ik hen met het Manifest in de hand zover mogelijk mee te nemen in ons gedachtengoed. Mogelijk gaan we vanaf 2027 alleen nog maar naar groene theaters.

Dat voorstellingen zoveel mogelijk moeten reizen lijkt me überhaupt niet meer van zelfsprekend. Net als zoveel andere cijfermatige quota waaraan we steeds maar moeten voldoen. Ik hoop dat we op een andere manier naar de impact van kunst kunnen gaan kijken. 

In die zin worden we wel een andere club, maar die radicaliteit was er van het begin al. Die behouden we dus.

Wat is de rol van het Manifest in dit alles?
Het was in eerste instantie een handvat voor onszelf. Een beetje zoals de Tien Geboden in de kerk. We konden erover blijven kletsen, maar op een bepaald moment heb je behoefte aan houvast. Met deze schoenen gaan we lopen zeiden we, misschien krijgen ze onderweg wel nieuwe hakken. Het Manifest is niet in beton gegoten, maar die focus is belangrijk. In der Beschränkung zeigt sich der Meister. Met dit Manifest hebben we iets waarmee we aan iedereen kunnen zeggen: hier staan we voor! Het heeft overigens lang geduurd voor we er waren. Je bedenkt dit niet in één middag. We hebben bijvoorbeeld lang gediscussieerd over ‘klimaatneutraal’. Dat betekent dat je de uitstoot die je produceert, kunt compenseren; een beetje zoals je in de katholieke kerk je zonden kunt afkopen door te biechten. Dat doen veel grote instellingen. Je gaat op wereldtournee met een vliegtuig en daarna plant je wat bomen. Dat is niet de weg die we willen bewandelen.Uiteindelijk willen we zelfs ‘klimaatpositief’ gaan werken en actief een bijdrage leveren aan het verminderen van de CO2. 

Het tweede punt van het Manifest, circulariteit, is in die zin misschien gemakkelijker om te bereiken?
Ook daarover zijn veel discussies geweest. Het gaat niet alleen over het circulair produceren van decors en kostuums. We willen ook nadenken over de waarde op de lange termijn van de immateriële producten die we creëren. Wat kunnen we doorgeven? Kan een andere instelling, of een jonge maker gebruik maken van het materiaal zonder daarvoor financieel krom te moeten liggen? Hoe zorgen we ervoor dat we op dat punt geen ‘afval’ produceren. Ook muziek kunnen we recyclen, in nieuwe producties, zoals we dat bijvoorbeeld deden met een stuk van Giuliano Bracci, dat hergebruikten we in een film.

Circulariteit is voor mij ook het onderhouden van duurzame relaties, met kunstenaars, maar ook met zalen en programmeurs, met het publiek op de verschillende locaties. We willen eigenlijk niet meer om 16:00 ergens aankomen, om 20:00 uur spelen en ’s avonds om 23:00 uur weer verdwijnen. En dan misschien een jaar later terugkeren. 

Staat daarom in het Manifest ook dat projecten een onmiskenbare relatie hebben met de omgeving waar ze worden uitgevoerd?
Jazeker! Ik denk dat onze kijk op kunst verbreedt. Toen we enkele jaren geleden Aardappelvreters aan het maken waren op de boerderij, kwam een stoet koeien kijken. Ze begonnen serieus te loeien. Toen vond ik dat dat koeien-gezang onderdeel van de compositie moest worden, ik kan me in zoiets nogal vastbijten. Over inclusie gesproken! Maar ik vind het prachtig om het toeval van de omgeving in het artistieke product binnen te laten dringen en zoek dat zelf op. Dat hebben we ook gedaan met de tractor en de giertank van boer Klaas. Zijn manier van gas geven werd onderdeel van de partituur. We hebben het toen ook echt zo ingestudeerd. Muziek is breder dan een contrabas en een fluit. Alle geluid kan van waarde zijn in een compositie.

Het Manifest zegt ook: elk project is een Gesamtkunstwerk en het auteurschap wordt gedeeld.
Dit is wel het allermoeilijkste punt. Hier komt ook het ego om de hoek kijken. Daar hebben we allemaal last van. Dat ideeën gemeengoed zijn, is voor sommigen lastig te accepteren. Maar ik blijf erbij dat een productie meer is dan de som der delen. Uit de samenwerking van alle betrokkenen, van de componist tot degene die de broodjes smeert, ontstaat iets onbeschrijfelijks. Dat past bij Silbersee. Bij de start van elke nieuw project nodig ik iedereen uit de (Silber) zee in te gaan in de hoop dat daar een nieuw, zilveren kunstwerk uit ontstaat.

Blijft het vocale, de stem het fundament bij Silbersee?
We zijn in 2002 inderdaad geboren uit die vocale excellentie en hedendaagse opera. Die expertise blijven we koesteren. Maar wie de uitzending Een goedemorgen met [Romain Bischoff] heeft gehoord, weet dat ik van veel soorten muziek houd. Dat is merkbaar in ons werk, en ook aan de circuits waar je ons tegenkomt. Dat kan op een boerderij zijn, maar ook in een theater, een fabriek, een bos of op de dansvloer. 

Alles wat met stem te maken heeft, kom je bij ons tegen: opera, rap, spoken word, acteurs. Ook de stem vaneen koe is ook expressief en we gaan vanaf dit jaar ook met senioren werken, ook hun doorleefde stemmen krijgen bij ons een plek.

Daarnaast halen we ook stemmen op uit de samenleving. We willen ons als Silbersee niet opsluiten in onze cocon. De stemmen van de bakker en de pizzakoerier moeten ook een podium krijgen en ik wil heel graag ook minderbedeelden of mensen met een beperking bij onze producties betrekken. Niet om daarna dat vinkje te kunnen zetten voor de subsidiënt, maar omdat ik vind dat we oog moeten hebben voor iedereen. Ook dat is duurzaamheid. Inclusie is niet een aparte doelstelling, het is onderdeel van een duurzame kijk op de wereld. 

Kunst voor iedereen?
Natuurlijk gaan we nooit iedereen bereiken, maar we willen in beginsel wel dat iedereen onze projecten kan volgen, zonder enige vorm van voorkennis. Dat heeft te maken met het eerste moment dat ik door muziek gegrepen werd. Bij mij thuis op de boerderij werd nooit muziek gedraaid. We hadden niet eens een radio, tot ik op de zolder, waar ik eigenlijk niet mocht komen, een ouwe bestofte platendraaier vond. Zo eentje die je nog met de hand moest aanzwengelen. Ik legde er een plaat op en hoorde voor het eerst in mijn leven iemand opera zingen. Dat raakte me enorm. Dat is wat ik altijd weer probeer te bereiken in onze voorstellingen, dat we de mensen via het hart raken, in plaats van dat ze eerst een heel boekwerk moeten bestuderen om het te snappen. 

Ben je eigenlijk optimistisch wat de wereld betreft, en met name de klimaatverandering? Gaan we het redden?
Ik ben absoluut optimistisch. Ik zie het in onze organisatie in het klein. Ik heb niet één keer het gevoel gehad dat iemand dacht dat ik onzin uitkraamde. Iedereen is volkomen aan boord. Ook buiten Silbersee en in de bredere maatschappij zie ik een kentering. Kijk maar naar de klimaatzaak van Urgenda en de overwinning van Milieudefensie op Shell. Het OM start een onderzoek naar Tata Steel! Het gaat snel nu en dat biedt mij hoop. Het zou zomaar kunnen dat het sneller gaat dan we nu vermoeden. Die positieve instelling is overigens ook mijn enige drijfveer om door te gaan. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. We zijn te gast op deze aardbol, omringd door mensen, dieren, planten, bomen, sterren. Laten we empathie hebben voor elkaar, ophouden profiteurs te zijn en alles komt goed. 

Tekst: Jan Van den Bossche