Een woord van de maker
‘Alsjeblieft,’ zei oom Wim op zijn sterfbed en hij gaf mij een schat van een filmarchief. ‘Doe er maar wat mee.’ Nooit had hij de 48mm-films van zijn vader laten digitaliseren. Met beelden van prins Bernhard tot de beroemde prostituee Maxi Linder. Maar ook beelden van het verzonken dorp Ganzee en het proces van meneer Sanches die een coup probeerde te plegen in 1948 zijn vastgelegd. Kortom: een zeer rijkelijk archief dat in stilte een belangrijk tijdsbeeld van Suriname geeft.
Ik voelde me verantwoordelijk om er ‘iets’ mee te doen. Dus dook ik in de periode van de Tweede Wereldoorlog in Suriname, omdat deze periode cruciaal was in de Surinaamse geschiedenis: toen verenigden Surinamers zich voor het eerst. De Yankee dollars van de Amerikanen gaven hen eigenwaarde: we kunnen het zelf. Maar in plaats van zich af te keren van bezet Nederland, zorgden de Surinamers voor hun moederland. Ze streden mee, zamelden geld in. Er werden breiclubjes opgericht. Spullen naar Holland verscheept… De Surinamers dienden massaal hun moederland.
Met deze live-documentaire rakelen wij vergeten en verzwegen verhalen op. Niet alles kan worden verteld, bijvoorbeeld dat 500 Surinamers mee wilden strijden, maar werden geweigerd omdat de minister van Koloniën geen ‘nikkertjes’ wilde in het legeronderdeel. En wist u dat er verregaande plannen waren om Suriname te verkopen aan het Amerikaanse aluminiumbedrijf ALCOA? Duik vooral zelf de boeken in. Bijvoorbeeld die van Hans Ramsoedh over de omstreden gouverneur Kielstra, of die van Jules Rijssen, die de impact van de Tweede Wereldoorlog op de Surinamers onderzocht.
In dit online programmaboek presenteren we alvast een kleine selectie verhalen over het Suriname van toen, verteld door kunstenaars, wetenschappers en journalisten. Moge deze voorstelling en dit verhaal een begin zijn en aanzetten tot meer. Dat had oom Wim zeker gewild.
- Emma Lesuis
Emma's reis door Suriname
Lees hier extra verhalen over Suriname tijdens WOII
Rosa de Jong is promovendus aan de Universiteit van Amsterdam en gastonderzoeker bij het NIOD. In het project ‘From European ports to Caribbean homes’ onderzoekt zij de vluchtelingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Caraïben terechtkwamen. In een kort fragment neemt ze je mee in het verhaal van de Joodse vluchtelingen die naar Suriname kwamen.
Op kerstavond 1942 bereikten meer dan honderd vluchtelingen Suriname. Het waren voornamelijk Joodse vluchtelingen die door Nederland en België te ontvluchten uit de handen van de Duitse bezetter probeerden te blijven. Ze vluchtten via België, Vichy-Frankrijk, vrij Frankrijk, Spanje en uiteindelijk Portugal, waar ze aan boord van de Nyassa naar Suriname voeren.
Tot hun grote verbazing werden ze bij aankomst in Suriname geïnterneerd in het ‘Tehuis voor Oorlogsvluchtelingen’. Eigenlijk bestond dit tehuis uit meerdere gebouwen: onder andere een oud Chinees clubhuis ‘Kong Ngie Tong Sang’ en het gebouw van Vereniging Humaniteit. Hun verbazing is goed te begrijpen: het waren Nederlandse burgers op een van de laatste stukken onbezet Nederlands grondgebied. Zoals te zien is (hierboven/naast) was het aanzien van het tehuis ook niet erg vriendelijk: het terrein was omgeven met prikkeldraad.
In het tehuis sliepen mannen, vrouwen en kinderen in aparte slaapzalen en er was amper privacy. Ook waren er veel te weinig sanitaire voorzieningen. Niemand kreeg toegang tot zijn geld of bezittingen, en ze mochten geen contact maken met de buitenwereld. De vluchtelingen stonden onder voortdurend toezicht en werden onderworpen aan een strikte dagindeling. Tegen de heersende koloniale gebruiken in, waar de witte elite amper manueel werk deed, moesten ze ook veel huishoudelijk werk zelf doen. Al met al was dit niet de ontvangst die ze hadden verwacht na hun vlucht door Europa.
Het gouvernement interneerde de vluchtelingen officieel om te onderzoeken of er geen Duitse of Duitsgezinde spionnen onder hen waren. Maar zij waren ook niet blij met de komst van de vluchtelingen. Na enkele maanden versoepelden de maatregelen en kregen ze meer bewegingsvrijheid.
Veel vluchtelingen koesteren ook positieve herinneringen aan hun tijd in de kolonie. Het werd hen snel duidelijk dat zij in Suriname veilig waren: ze waren ontkomen aan de Duitsers. Bovendien had Suriname al eeuwenlang een Joodse gemeenschap en de meerderheid van deze vluchtelingen werd lid. Hun komst verlevendigde het lokale Joodse leven: de diensten werden beter bezocht en er kwamen meer activiteiten. Na verloop van tijd ontstonden er vriendschappen tussen Surinamers en vluchtelingen die tot op de dag van vandaag standhouden.
Tot hun grote verbazing werden ze bij aankomst in Suriname geïnterneerd in het ‘Tehuis voor Oorlogsvluchtelingen’. Eigenlijk bestond dit tehuis uit meerdere gebouwen: onder andere een oud Chinees clubhuis ‘Kong Ngie Tong Sang’ en het gebouw van Vereniging Humaniteit. Hun verbazing is goed te begrijpen: het waren Nederlandse burgers op een van de laatste stukken onbezet Nederlands grondgebied. Zoals te zien is (hierboven/naast) was het aanzien van het tehuis ook niet erg vriendelijk: het terrein was omgeven met prikkeldraad.
In het tehuis sliepen mannen, vrouwen en kinderen in aparte slaapzalen en er was amper privacy. Ook waren er veel te weinig sanitaire voorzieningen. Niemand kreeg toegang tot zijn geld of bezittingen, en ze mochten geen contact maken met de buitenwereld. De vluchtelingen stonden onder voortdurend toezicht en werden onderworpen aan een strikte dagindeling. Tegen de heersende koloniale gebruiken in, waar de witte elite amper manueel werk deed, moesten ze ook veel huishoudelijk werk zelf doen. Al met al was dit niet de ontvangst die ze hadden verwacht na hun vlucht door Europa.
Het gouvernement interneerde de vluchtelingen officieel om te onderzoeken of er geen Duitse of Duitsgezinde spionnen onder hen waren. Maar zij waren ook niet blij met de komst van de vluchtelingen. Na enkele maanden versoepelden de maatregelen en kregen ze meer bewegingsvrijheid.
Veel vluchtelingen koesteren ook positieve herinneringen aan hun tijd in de kolonie. Het werd hen snel duidelijk dat zij in Suriname veilig waren: ze waren ontkomen aan de Duitsers. Bovendien had Suriname al eeuwenlang een Joodse gemeenschap en de meerderheid van deze vluchtelingen werd lid. Hun komst verlevendigde het lokale Joodse leven: de diensten werden beter bezocht en er kwamen meer activiteiten. Na verloop van tijd ontstonden er vriendschappen tussen Surinamers en vluchtelingen die tot op de dag van vandaag standhouden.
Twan van den Brand is journalist en auteur van De Strafkolonie, een Nederlands concentratiekamp in Suriname 1942-1946. In een kort fragment vertellt hij over Rolf, de laatste gevangene van strafkampo Jodensavanne.
De Tweede Wereldoorlog is een jaar voorbij als de poorten van Jodensavanne openzwaaien. Op 15 juli 1946 keren 138 mannen terug naar de vrijheid. De jongste van het stel is de frêle Rolf Breier. Surinamers noemen hem Pkin Boy, kleine jongen.
Rolf en de anderen zijn ruim vier jaar vastgehouden in de jungle van Suriname, in een Nederlands concentratiekamp. Acht gevangenen hebben daar het leven gelaten. Bij twee van hen pompen Nederlandse mariniers een kogel in de rug.
Alle mannen zijn na de Duitse overval op Nederland in mei 1940 opgepakt in Indië, samen met een paar duizend andere Nederlanders aan wier loyaliteit wordt getwijfeld. Onder hen veel leden van de Indische NSB. Duitsers en Oostenrijkers is eenzelfde lot beschoren.
Al te secuur verloopt de arrestatiegolf niet. “Beter tien gevallen van overdrijving, dan één gevaarlijke heer, die door te wijd getrokken grenzen op vrij voeten zou blijven”, schrijft dagblad De Locomotief. Rolf Breier - 16 jaar bij arrestatie - wordt geïnterneerd samen met zijn broer Harald en zijn tot Nederlander genaturaliseerde vader Rudolf, een wereldoorlog eerder kapitein in het Oostenrijkse leger.
De 21e januari 1942, nog voor de Japanners Indië bezetten, verscheept het koloniale bewind 146 gevangenen – ze heten “de felsten” - naar de voormalige suikerrietplantage Jodensavanne, vijftig kilometer onder Paramaribo. Er zijn notoire nazi’s bij, maar ook mannen zonder smet.
Op Jodensavanne worden de barakken omringd door een dubbele rij prikkeldraad, door wachttorens en een mitrailleursnest. Nederlandse mariniers en Surinaamse Schutters bewaken het kamp. Die laatsten kunnen prima overweg met de gevangenen, al is het wennen: zij, zwarte bewakers, moeten ineens witte mannen commanderen.
Als de mariniers dienst hebben komt het daarentegen tot treiterijen, slaag en andere narigheid. Tijdens gefingeerde alarmoefeningen moeten de gevangenen wegduiken voor de kogels. Intussen weten familieleden niet waar echtgenoten en zonen zijn, of ze nog leven.
Rolf Breier (91) overlijdt in 2015 als laatste gevangene van Jodensavanne. De voorlaatste, René Hartog van Banda, wijst kort voor zijn dood op het mooie weer in Suriname, op de vruchten aan de bomen en het handjeklap met de Schutters. Vergelijk Jodensavanne niet met de nazi-kampen in Europa, aldus Hartog van Banda. “Daar tegenover staat dat zes jaren van mijn leven zijn gestolen. En dat op zich is natuurlijk een onvergeeflijke misdaad.”
Jules Rijssen is andragoog, auteur en netwerkverzamelaar bij erfgoedinstelling Imagine IC. Hij schreef De slaaf vliegt weg (2013), Op zoek naar Papa Koenders (2017) en Teken en zie de wereld (2012), over oorlogsveteranen van Suriname. Hieronder spreekt hij over zijn nieuwe boek waarin hij onderzoek doet naar hoe de Surinaamse bevolking de Tweede Wereldoorlog heeft ervaren.
U bent momenteel bezig met het schrijven van een boek over de impact van de oorlog op de gewone Surinamer. Hoe is dat zo gekomen? Wat me motiveerde, was dat mensen in Paramaribo, Aruba en Curaçao vaak zeiden: "We weten van niets. Er was hier niets aan de hand tijdens de oorlog." Ik dacht: "Maar dat kan toch niet? Ook al was er daar geen oorlogsfront, er gebeurde toch van alles." Dit sterkte me om onderzoek te doen. Ik wilde graag mensen spreken, maar dat bleek lastig omdat de meesten overleden zijn en degenen die nog leven, zich niet alles meer herinneren. Daarom besloot ik me te concentreren op de Surinaamse archieven, want die vertellen ook verhalen over de gewone Surinamer.
Over wat voor documenten hebben we het dan? Wat zien we daar in het archief? Het gaat met name om overheidscommunicatie, zoals brieven tussen de minister van Koloniën en de gouverneurs van Curaçao en Suriname. Deze documenten gaan over troepenbewegingen, militairen die komen en gaan, en zaken betreffende de bevolking. Zo schrijft het hoofd van de Militaire Inlichtingendienst rapporten over de oorlogsstemming onder de bevolking en geruchten dat gouverneur Kielstra sympathiseerde met de NSB. Er waren ook berichten over verkrachtingen door de aanwezigheid van veel mannen op een kleine oppervlakte, wat tot aanzienlijke sociale problemen en een grote disbalans leidde. Binnen de oorlog veranderde er veel in slechts enkele jaren.
Even terug naar die oorlogsstemming. Wat voor gevoel heerste er onder de bevolking? Een militair, een ambtenaar en iemand uit de gewone bevolking hebben allemaal een ander perspectief. Het bewind was bang dat de bevolking niet voldoende 'oorlogsminded' was en dacht dat de oorlog ver weg was. Maar ze raakten wel betrokken. Er werd veel geld ingezameld voor het oorlogsnoodfonds om de bevolking en het leger te ondersteunen. Er heerste een sentiment dat het moederland en het koningshuis verdedigd moesten worden. Er was veel Oranjegezindheid, maar de oorlog voelde ook ver weg voor veel mensen. Bovendien werd het gezien als een oorlog voor witte mensen, en naarmate de oorlog voortduurde, begon men zich af te vragen hoe lang het nog zou duren. Er ontstond een soort oorlogsmoeheid.
Op wat voor andere manieren zie je de impact van de oorlog terug op de Surinaamse bevolking? Veel Surinaamse mannen en enkele vrouwen gingen in dienst. Dit was enorm ontwrichtend voor een land waar de bevolking grotendeels op het land werkte, maar het gaf vrouwen meer ruimte en werkte emanciperend, omdat ze zelfstandig wat geld konden verdienen. Toen de import stopte omdat schepen niet naar Suriname konden komen, begon men in Suriname met huisindustrie, zoals het maken van wijn, zeep en lucifers. Met de komst van de Amerikanen ontstond een verschuiving in de cultuur; de American Lifestyle deed zijn intrede. Amerikanen brachten Coca-Cola, sigarettenmerken als Camel en Chesterfields, en ingeblikt voedsel zoals corned beef mee. Vrouwen begonnen hun kroeshaar te stijlen. Op seksueel gebied gebeurde er ook veel: er ontstonden liefdesrelaties tussen Amerikaanse militairen en Surinaamse vrouwen. Daarnaast bleek uit militaire communicatie dat homoseksualiteit en zelfbevrediging toenamen, omdat de militairen dicht op elkaar zaten en er relatief weinig vrouwen waren.
Was Suriname niet op een gegeven moment klaar met die enorme druk op de maatschappij? Ja, er was zeker een vorm van onrust. Mensen vroegen zich af hoe lang de oorlog nog zou duren en waarom ze ermee bezig waren. Tegelijkertijd zagen mensen dat ze sterk waren, wat leidde tot een baas-in-eigen-huis-beweging en een roep om meer autonomie en zelfstandigheid. In zowel Suriname als op de Antillen realiseerde men zich de economische macht die ze bezaten, met name vanwege het bauxiet, dat essentieel was voor de productie van gevechtsvliegtuigen in Amerika (meer dan 60% van het bauxiet werd geëxporteerd naar de VS). De zaadjes voor onafhankelijkheid werden toen al geplant, vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog. Mensen beseften dat ze economisch sterk waren en onafhankelijk konden zijn. Wereldwijd begon de dekolonisatie, die na de Eerste Wereldoorlog langzaam op gang kwam, en door de Tweede Wereldoorlog werd versneld. Veel Afrikaanse landen werden onafhankelijk in deze periode.
Tekst: Isabel Sheridan
Raul Balai (el bastardo) is kunstenaar en curator. Hij richt zich op thema's zoals culturele botsingen en hybriditeit, en put inspiratie uit popcultuur, politiek, muziek en kunst. Zijn werk omvat schilderijen, installaties, graffiti, design en video. Voor Meer dan Bauxiet ontwierp hij een vlag (tamara neti m'e kon tek wan pkin agu) waarin hij Suriname en de VS laat samensmelten. Hieronder vertelt hij meer over dit kunst werk.
Wat staat voor jou centraal in dit stuk over de rol van Suriname tijdens WOII? Dit verhaal is tekenend voor de koloniale staat van Nederland en de verhouding tussen Europese koloniale machten en de VS. Europa was eerst leidend, maar de VS nam het over. Het benadrukt ook de extractieve aard van het koloniale bewind van Nederland in Suriname, met de levering van grondstoffen zoals bauxiet die cruciaal waren voor de overwinning in Europa. Het dominante narratief over de Tweede Wereldoorlog blijft dat het een ‘witte’ oorlog was en dit terwijl het wel een wereldoorlog wordt noemt en de witte naties al haar koloniën daarin meesleepte, terwijl ‘wij’ daar eigenlijk niets mee te maken hadden.
Dit is niet de eerste vlag die je gemaakt hebt. Waar is die interesse in vlaggen gestart? Sinds 2019 werk ik mee aan Sites of Memory, een locatievoorstelling over koloniale e nslavernijgeschiedenis gemaakt door Jennifer Tosch. We hebben drie edities gedaan waarbij vlaggen de basis waren. Vlaggen grijpen terug op de natiestaat, een negentiende-eeuws concept dat wordt behandeld alsof het altijd al een ding is geweest voor de mensheid. Het idee van landen en nationale identiteit lijkt een vaststaand iets, maar is eigenlijk het resultaat van jarenlang knippen, vormen en plakken. Het is een Europese koloniale uitvinding, iets wat ook goed te zien is in de manier waarop landen buiten Europa met linialen zijn ingedeeld.g Nationalisme vind ik sowieso een van de domste dingen die er zijn.
Kan je dat uitleggen? Ik vind het vreemd dat nationalisme weinig bevraagd wordt. Mensen denken vaak: 'Dit is mijn land en hier kom ik vandaan.' Het wordt als vanzelfsprekend beschouwd. Dat is gevaarlijk want nationale identiteit is vaak gebaseerd op fantasie: het wordt gecreëerd en het verandert met de tijd. En het probleem met nationalisme is natuurlijk ook dat het exclusief is.
En wat maakt een vlag voor jou als kunstenaar een interessante vorm om mee te werken? Wat mij aantrekt is dat je goed met kleurcodes en symboliek kunt spelen. Ik doe dit door te spelen met de herkenbaarheid, maar ook vragen op te roepen bij de kijker: "Wat is er met die vlag gebeurd?". In het geval van deze vlag werkt het goed omdat het iets zegt over de invloed en inmenging van de VS in Suriname in die tijd. De Amerikaanse cultuur, muziek en voedselimport hebben daar tijdens WOII een grote invloed gehad.
Deze vlag verwijst naar het werk "Red, Green, Black, US Flag" van de Amerikaanse kunstenaar David Hammons, een etnische vlag die pan-Afrikanisme en de Afrikaanse diaspora vertegenwoordigt. Die vlag werd gecreëerd in de jaren 20 als reactie op racisme tegen Afro-Amerikanen. Ook Britse kunstenaars zoals Chris Ofili hebben versies van de Britse vlag gemaakt in Pan-Afrikaanse kleuren, wat past in een traditie van andere makers. Dit illustreert hoe panafrikanisme werkt en hoe de diaspora al eeuwenlang contact onderhoudt en vergelijkbare theorieën en kritieken ontwikkelt. Westerse geschiedschrijving doet vaak alsof er maar één perspectief op de geschiedenis bestaat, terwijl dat natuurlijk onzin is.
De vlag is straks te zien op Oerol. Wat hoop je dat mensen denken als ze deze zien? Ik hoop vooral dat het voor wat verwarring zorgt. Dat mensen zich actief afvragen wat deze vlag betekent. Hopelijk zetten ze ook vraagtekens achter de vanzelfsprekendheid van de dominantie van de VS en andere grootmachten.
Tekst: Isabel Sheridan
Tolin Alexander is regisseur, producent, scenarioschrijver, acteur en danser, gespecialiseerd in cross-cultureel theater en projecten met jongeren. Voor Meer dan Bauxiet verzorgde hij de eindregie. In gesprek met redacteur Isabel Sheridan vertelt hij over het Surinaamse binnenland, het land van de Marrons. Wat betekende de Tweede Wereldoorlog voor dit deel van Suriname?
Voor mensen die wat minder over Suriname weten is het misschien handig om eerst uit te leggen wie dat zijn. De Marrons hebben zich bevrijd van de slavernij en zich gevestigd in het binnenland van Suriname. Mijn stam, de Aukaner, dwong in 1760 vrede af met de koloniale overheid onder het Nederlandse regime. Ze konden natuurlijk niet terug naar Afrika, dus hebben ze zich gevestigd in het binnenland. In de koloniale tijd was alleen maar de kustvlakte belangrijk, omdat daar suiker en koffie verbouwd werd en het binnenland met rust gelaten.Daar ontstond een soort van hybride cultuur van Afrikaanse culturen en religie en de culturen die ze daar tegenkwamen, waarin respect voor de natuur en voorouders centraal stond. Dus dat je op een verantwoorde manier met de grond omgaat en niet alleen maar neemt en neemt en neemt.
Op een gegeven moment werd ontdekt dat er ook in het binnenland iets te halen was. Ja, goud en andere mineralen, zoals bauxiet, waren belangrijk. De Cottica rivier, waar ik vandaan kom, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog erg belangrijk vanwege de bauxietwinning bij Moengo. Grote schepen voeren over de rivier, en de Marrons die in de buurt van Moengo woonden, moesten elders naartoe verplaatsen. Er werd van Moengo een Bauxiet-stad van gemaakt, een stad gebouwd op industrie, waar veel mensen van buitenaf, waaronder Amerikanen en mensen uit Paramaribo, naartoe kwamen. Een stad met veel segregatie met mooie wijken voor de hoge mensen van Suralco [red: producent van bauxiet], waar chique feesten gegeven werden met geld verdiend aan natuurlijke hulpbronnen en arbeiderswijken voor loonwerkers.
Wat zag je verder van de impact van de Bauxietwinning op de lokale Marron-bevolking? In mijn dorp had iedereen kleine korjalen, bootjes waarmee ze gingen roeien om naar de kostgrond te komen. De rivier is in het binnenland je verkeer, je snelweg. Maar de Cottica is een smalle rivier en als de grote boten vol Bauxiet langskwamen en je je korjaal aan de steiger of aanmeerplek liet liggen, dan gingen ze stuk door grote golfslagen. Dus die dominantie van dat verkeer en die mijnbouw was enorm. En als je boot kapot ging, dan was het eigen schuld, dikke bult. Er kwam geen vergoeding. Ook verwoestten die golven hele stukken van de kade. Zo werden er grote stukken van ons land meegenomen. Er waren toen nog geen dwingende wetten die multinationals verantwoordelijk hielden als ze gemeenschappen kapot maakten. En als je je land ziet verdwijnen. Ja, dan doet het je toch wel wat.
Want kan je daar woorden aan geven aan het gevoel? Ik leefde zelf nog niet in de tijd dat het land veranderde in een Bauxiet-stad. Maar je ziet ook later dat dat idee dat Moengo eigenlijk ooit van de Marrons was, volledig uit de samenleving is verdwenen. Na de Binnenlandse Oorlog in Suriname, waarin veel dorpen werden platgebrand en mensen verhuisden naar elders, keerden mensen terug naar hun dorpen. De mensen die terugkwamen in Moengo zeiden dat Moengo in de tussentijd ‘ingenomen’ was door Marrons. Dat terwijl de Marrons eigenlijk terug waren gegaan naar het land van hun voorouders en degenen die zichzelf Mungonezen noemden, eigenlijk gastarbeiders, die daar veel later waren.
Tekst: Isabel Sheridan
Cast & crew
cast
crew
CREDITS
Tekst, spel Emma Lesuis Zang Mushroom Mosis (Damani Leidsman) Gitaar Rory Ronde Soundengineer Wouter Snoei Muzikale dramaturgie Romain Bischoff Dramaturgie/eindregie Tolin Alexander Lichtontwerp/scenografie Jeroen Smith Productie Diogo Marques Stagiaire productie/regie Moriah Leysner Impactmanager Isabel Sheridan Campagnebeeld Michelle Piergoelam, Raul Balai
FILM
Producent Suriname Ann Hermelijn Camera Noel Jeroe, Sander Coumou, Dave Edhard (Fawaka Productions) Geluid Chavelli Monsanto Trompet Don Pinas Research Xaviera Arnhem, Emma Lesuis Tolk Tolin Alexander Vertaling Loutinsia Kastierie-Plein, Annelies den Boer-Aside Montage Emma Lesuis Colorgrading Ruben Hamelink Geluidsnabewerking Wouter Snoei Archiefbeelden Wim van der Ziel sr.
Een productie van Emma Lesuis en Silbersee
Mede mogelijk gemaakt door: Stichting Doen
Met dank aan: alle geïnterviewden, Theater Na de Dam, Dutch Culture, en de Nederlandse ambassade in Suriname